Doorgaan naar de website
OCLC Support

Uniforme titels

Aanleiding

Tekst uit de voortgangsrapportage:

"1. Problemen van het MARC 21-formaat
b. De samenhang tussen het MARC 21-formaat en catalogiseerregels
Op allerlei plaatsen blijkt de structuur van het MARC 21-formaat nauw samen te hangen met de eigenaardigheden van AACR2 en moeilijk of niet te verenigen met de Nederlandse Regels voor de titelbeschrijving. Voorbeelden hiervan:

  • Het niet opnemen van beginlidwoorden bij titel-, corporatie- en congresingangen. Zie verder onder c.
  • Uniforme titel breder toegepast dan in RT3, b.v. ook voor serials.
  • Vormregels voor uniforme titels wijken af van RT3
  • MARC 21 kent uniforme auteurstitels en auteur+titelingangen. Uniforme auteurstitels zijn tot nu toe niet in gebruik in Nederland. Het GGC kent geen auteur+titelingangen en, in overeenstemming met RT3, ook geen corporatie+titelingangen noch congres+titelingangen. Ook auteur/corporatie/congres+reeks/MP-koepeltitelingangen ontbreken in RT3 en GGC."

Uniforme titels

Problematiek

Het MARC 21-formaat kent in de volgende tags plaats toe aan uniforme titels:

  • bibliografische records: 240, 243, 100, 110, 111, 130, 700, 710, 711, 730, 800, 810, 811, 830, 76X-78X, 600, 610, 611, 630
  • thesaurusrecords: 100, 500, 700, 110, 510, 710, 111, 511, 711, 130, 530, 730.

Behalve in titelvelden komen uniforme titels ook voor in subvelden bij persoons-, corporatie- en congresnaamsingangen. Dergelijke ingangen worden ook gecreëerd voor reeksen en mpkoepeltitels.
Een en ander correspondeert met AACR2, hfdst. 25 en RDA, hfdst 6.
Hoewel AACR2, 25.1A. formuleert dat het gebruik van uniforme titels naar behoefte kan plaatsvinden, geeft dit regelwerk in hfdst. 25 uitgebreide instructies en vuistregels voor de toepassing ervan.
In overeenstemming met de regel dat aan corporaties en congressen primaire auteursverantwoordelijkheid kan worden toegekend, kent AACR2 auteur+uniforme-titelingangen niet alleen bij persoonlijke auteurs, maar ook bij corporatieve auteurs (corporaties en congressen).
Vgl. RDA, 6.27.1.2.
RT3 kent wel uniforme auteurstitels en auteur+uniforme-titelingangen voor persoonlijke auteurs (par. V 3b en V 96-100), maar niet voor corporatieve auteurs. In de Nederlandse catalogiseerpraktijk en met name in het GGC komen uniforme auteurstitels en auteur+uniforme-titelingangen niet voor, met uitzondering van muziektitels.
Ook groepstitels, selectieaanduidingen en toevoeging van taalcodes in auteur+titel-ingangen komen wel in AACR2 (25.8 e.v.), RDA (6.2.2.10) en ook in RT3 voor (V98-100), maar niet in de Nederlandse catalogiseerpraktijk en in elk geval niet in het GGC.
Noch RT3 noch het GGC kennen (persoonlijke of corporatieve) auteur+uniforme-titelingangen voor seriële en niet-seriële meerdelige publicaties in de records van de afzonderlijke delen daarvan. Reeksingangen zijn altijd alleen op titel.

Ook de overige van RT3 afwijkende vormregels betreffende uniforme titels zoals die in aanwijzingen en voorbeelden van MARC 21 voorkomen, zijn te herleiden tot AACR2 en RDA.
Een schokkend voorbeeld daarvan is de weglating van het beginlidwoord (LC-tabel MARC 21, X30 – Uniform titles general information, input conventions), dat teruggaat op AACR2, 25.2C1, maar de RDA-update van april 2012 heeft deze regel ten goede gewijzigd. Aan de kwestie van de behandeling van beginlidwoorden bij titel-, corporatie- en congresingangsvelden of -subvelden wordt in een afzonderlijke notitie aandacht besteed.

De overige van RT3 afwijkende vormregels betreffen vooral de taal van de toevoegingen (o.a. taalaanduidingen, toevoegingen om onderscheid tussen verschillende gelijkluidende ingangen aan te brengen), selectieaanduidingen, groepstitels, titels van Klassieke anoniemen.
Daarnaast zijn de regels van AACR2 veelomvattender en gedetailleerder dan die van RT3.

Belangrijk is verder het gebruik van uiteenlopende referentiewerken, lijsten en thesauri.

Overwegingen op basis van de boven weergegeven stand van zaken

  1. MARC 21 biedt ruime faciliteiten voor het gebruik van uniforme titels van allerlei aard.
  2. De wens om toepassingen te creëren van FRBR en op RDA over te gaan impliceert een ruimer gebruik van de uniforme titel dan tot nu toe in de catalogiseerpraktijk in Nederland het geval is. In dat opzicht heeft de Nederlandse catalogiseertraditie veel te leren van AACR2 en RDA.
  3. RT3 heeft ingangen op reekstitels en koepeltitels van MP’s geheel verwaarloosd. Hier is sprake van een grote lacune in de Nederlandse regelgeving. MARC 21, AACR2 en RDA voorzien hierin.
  4. MARC 21, AACR2 en RDA laten zien wat er mogelijk is en wat je moet doen als je die mogelijkheden wilt gebruiken. Met het oog op de nodige efficiëntie, de gewenste effectiviteit en de beheersbaarheid van de catalogusdatabasestructuren dienen voor het Nederlandse uitwisselingsformaat regels te worden vastgelegd inzake:
    • het gebruik van thesaurus- en/of werkrecords voor werken en expressies (MARC 21 kent overigens geen werkrecords)
    • de beperking van de creatie van uniforme titels tot bepaalde categorieën documenten (b.v. klassieke anoniemen altijd; werken van auteurs van fictie, indien nodig, wanneer de hoeveelheid expressies en de variatie in de manifestaties daartoe aanleiding geeft.
  5. Een apart punt van aandacht vormt de mogelijk enorme toename van het aantal thesaurusrecords doordat er niet meer kan worden volstaan met één thesaurusrecord per auteur, maar er thesaurusrecords moeten worden gecreëerd voor elke combinatie van de auteursnaam met een van de expressies van een van zijn werken.
  6. Ook met betrekking tot uniforme titels geldt het grote probleem van uiteenlopende thesauri, lijsten en referentiewerken en de rol die de taal daarbij speelt. Het is zeer de vraag of voor uniforme titels een oplossing als voor persoonsnamen (VIAF) en voor corporatienamen (internationale linking van nationale thesaurusrecords) mogelijk zou zijn. Dit probleem is onderwerp van een aparte notitie.
  7. Ten slotte is er nog het probleem van de bestaande records in de bestaande catalogusbestanden. Deskundigen zullen moeten bestuderen wat op het terrein van retrospectieve catalogusconversies mogelijk is.

Voorstellen

  • Voorgesteld wordt om m.b.t. uniforme titels over te gaan op de RDA-regels.
  • Voorgesteld wordt om de Richtlijnenwerkgroep van het RDA-project opdracht te geven voor het Nederlandse uitwisselingsformaat regels op te stellen inzake:
    • het gebruik van thesaurusrecords voor werken en expressies
    • de beperking van de creatie van uniforme titels tot bepaalde categorieën documenten (b.v. klassieke anoniemen altijd; werken van auteurs van fictie, indien nodig, wanneer de hoeveelheid expressies en de variatie in de manifestaties daartoe aanleiding geeft.
  • Voorgesteld wordt voor de aanpassing van bestaande bibliografische records en thesaurusrecords aan de RDA-regels de haalbaarheid van retrospectieve catalogusconversie te laten onderzoeken door OCLC en andere bestandsbeheerders.

Consequenties

  1. De Nederlandse titelbeschrijvers zullen moeten worden omgeschoold inzake de regels voor de uniforme titels.
  2. In het GGC en andere catalogusbestanden zullen retrospectieve catalogusconversies moeten worden ondernomen.
  3. Voor zover de in deze notitie geformuleerde voorstellen en consequenties betrekking hebben op catalogiseerregels, dienen ze te worden doorgegeven aan de Richtlijnenwerkgroep van het RDA-project.