Doorgaan naar de website
OCLC Support

Resultaten Tabelwerkgroep

Inleiding

De opdracht van de Tabelwerkgroep was het opstellen van een MARC 21 uitwisselingstabel voor Nederland. Uitgangspunt voor de tabel is de MARC 21 tabel zoals die op de website van de Library of Congress beschikbaar wordt gesteld (1) . En die gemodificeerd en uitgebreid wordt in de tabel van OCLC ten behoeve van het gebruik van deze standaard in WorldCat (2) .

De uitwisselingstabel legt vast wat uitgewisseld kán worden. Bij het standaardiseren van werkprocessen en voor de lokale verwerking van uitgewisselde metadata is het echter niet alleen van belang na te gaan wat er uitgewisseld kán worden. Van belang is ook na te gaan of afspraken gemaakt kunnen worden over wat feitelijk wordt uitgewisseld.

De MARC 21 Tabelwerkgroep heeft de mogelijke gebruikswijzen van MARC 21 ingeperkt tot een voor Nederlandse bibliotheken werkzame praktijk. Daar waar de MARC 21 standaard keuzes open laat of zelfs mogelijk maakt, worden door de Tabelwerkgroep keuzes voorgesteld, zonder een Nederlands MARC 21 dialect te creëren dat door andere MARC 21 gebruikers niet begrepen wordt.

Hoe standaard is MARC 21 als standaard uitwisselingstabel

Vooraf een korte toelichting - en waarschuwing - bij MARC 21. MARC 21 is geen strenge standaard, maar het resultaat van veel compromissen.

MARC 21 is de opvolger van USMARC en CAN/Marc (USA + Canada). De naam is destijds - eind 20e eeuw - goed gekozen, omdat er een modern en up-to-date effect van uitgaat: "klaar voor de 21e eeuw". In feite gaat het om een combinatie van reeds langer bestaande, omvangrijke maar ook complexe formaten. Het resultaat is een bibliotheekstandaard voor het coderen van metadata die geldt voor de hele anglo-amerikaanse bibliotheekgemeenschap. MARC 21 omvat daardoor een groter taal- en cultuurgebied dan Unimarc, een eerdere poging om een beter en moderner MARC-formaat te creëren. Unimarc is consistenter en uitgebreider dan MARC 21, maar kent wereldwijd een veel kleinere gebruikersgroep dan MARC 21 (3) .

Bij het vaststellen van de MARC 21 standaard heeft men zoveel mogelijk partijen bij de standaard willen betrekken. Dit heeft er toe geleid dat op lastige punten vaak alternatieven zijn toegestaan om de verschillende partijen tevreden te stellen en gevestigde praktijken niet te hoeven te veranderen. MARC 21 is voor de weergave en uitwisseling van bibliografische metadata dé standaard voor de anglo-amerikaanse gemeenschap en wereldwijd de meest gebruikte standaard. Zoals Engels de taal is van de "global community", zo is MARC 21 de "taal" van de internationale bibliotheekgemeenschap.

MARC 21 tabellen voor uitwisseling

Uitgangspunt voor de Tabelwerkgroep vormden:

  • voor de bibliografische data:
    • het MARC 21 format for bibliographic data (LC)
    • OCLC-MARC records, Bibliographic forms and standards
  • voor ingangen
    • het MARC 21 format for authority data (LC)
    • OCLC Authorities: format and indexes
  • voor holdings
    • het MARC 21 format for holdings data (LC)
    • OCLC local holding format and standards

In lijn hiermee zijn door de Tabelwerkgroep drie tabellen opgesteld:

  • een tabel voor het formaat van bibliografische records
  • een tabel voor het formaat van thesaurusrecords
  • een tabel voor het formaat van holdingrecords.

De opgestelde tabellen bieden een inventarisatie van het MARC 21 formaat tot op subveldniveau en bevatten in kolommen de volgende elementen:

  • alle velden (tags) met bijbehorende omschrijving
  • de indicatoren met bijbehorende omschrijving
  • de subvelden met bijbehorende omschrijving
  • codes voor de mate van verplichtheid voor elk veld en elk subveld
  • opmerkingen over afwijkingen en aanvullingen van OCLC-MARC ten opzichte van LC-MARC en overige opmerkingen.

Om vast te stellen welke velden verplicht moeten zijn in het uitwisselingsformaat zijn de verplichtheids-gegevens van LC, OCLC, en PCC (4) met elkaar vergeleken. In het eindresultaat zijn alleen de verplichtheidscodes van de Input standards van OCLC voor WorldCat opgenomen. Dit is gedaan voor zowel de volledige records als de minimale records. De reden hiervan is dat de uitwisseling van metadata met WorldCat als de meest voor de hand liggende en functionele keuze beschouwd wordt. Om dezelfde reden wordt ook voorgesteld om de keuzes van OCLC-MARC ten opzichte van LC-MARC te volgen in het Nederlandse uitwisselingsformaat. Deze zijn in de tabellen cursief gemarkeerd of voorzien van een opmerking.

Het resultaat is een globaal, maar toch redelijk gedetailleerd overzicht van tags en subvelden, en de vermelding wanneer de codes verplicht zijn. Een overzicht in deze vorm en samenstelling is elders niet te vinden.

Impact van de tabellen

De uitwisselingstabellen zijn relevant voor:

  • bibliotheken en andere instellingen die metadata inkopen bij leveranciers of meegeleverd krijgen bij content.
  • bibliotheken en andere instellingen die zich bezig houden met import van metadata.
  • bibliotheken en andere instellingen die metadata exporteren.

Waarin bestaat de relevantie?
Voor medewerkers die zich bezig houden met het importeren en exporteren van metadata vormen de tabellen een toetssteen om te zien of nu in gebruik zijnde tabellen voldoen aan de voorgestelde standaard en wat in die in gebruik zijnde tabellen aangepast zou moeten worden.
Indien nog geen MARC 21 uitwisselingstabel in gebruik is, zijn de voorgestelde tabellen uitgangspunt voor de uitwisseling van metadata.
Bij de inkoop van metadata kunnen eisen gesteld worden aan de kwaliteit van de metadata door te verwijzen naar de opgestelde tabellen.
Bij de levering van metadata kunnen de tabellen als maatstaf gebruikt worden om te weten of men zelf aan de standaard voldoet.
Voorondersteld is wel dat betrokken medewerkers weten hoe de specifieke codes in de tabellen gebruikt moeten worden.
Kortom:

  • toets en eisen in de relatie met metadata-leveranciers
  • toets en voorwaarden bij export door bibliotheken en instellingen

Vaststelling en introductie van de MARC 21 uitwisselingstabel in Nederland heeft tot gevolg dat een ieder die bibliografische metadata exporteert dat in principe in MARC 21 moet kunnen doen. Indien metadata export of levering van metadata in MARC 21 niet mogelijk is, dan zullen er goede redenen aanwezig moeten zijn om dat te rechtvaardigen. Indien leveranciers afwijken van de MARC 21 uitwisselingstabel zullen ook goede redenen gegeven moeten worden waarom men afwijkt. Er zijn gevallen denkbaar waar gegevens zo specifiek zijn dat ze niet in het MARC 21 formaat passen. Ook zijn situaties mogelijk waarbij invoering van de MARC 21 uitwisselingstabellen in de huidige praktijk dusdanige kosten veroorzaakt dat betrokken partijen zullen moeten afwegen of die kosten de moeite van standaardisatie waard zijn.

De tabellen zijn in deze vorm geen instrument voor de titelbeschrijvers, behalve als unieke omvattende overzichten. Indien nu of in de toekomst MARC 21 ook als catalogiseerformaat gebruikt wordt, zullen de titelbeschrijvers zeker ook de MARC 21 websites van LC en/of OCLC moeten gebruiken.

Opmerkingen:

  1. De MARC 21 tabellen zijn nog niet af.
    De standaardisatie van lokale velden en de velden voor de bijzondere collecties zijn is nog niet gestandaardiseerd gereed. Er is wel een begin op basis van een inventarisatie van de betreffende tabellen van de Universiteit Utrecht en van de Universiteit Leiden. Deze actie zal worden voortgezet als - reeds lopend - onderdeel van het GII Consortium Werkplan.
  2. De MARC 21 tabellen zijn niet statisch.
    Het MARC 21 formaat is geen statisch document. Regelmatig vinden er updates plaats. Deze vloeien voort uit ontwikkelingen als veranderingen in de catalogiseerregels (RDA!), de ontwikkeling van nieuwe media e.d. Dit geldt zowel voor de LC-versie als voor de OCLC-versie. De OCLC-versie volgt in principe de updates van LC-MARC 21. In het Nederlandse uitwisselingsformaat zullen die updates ook verwerkt moeten worden.
  3. De MARC 21 tabellen zijn nog niet volmaakt.
    Op sommige punten dienen ze nog verbeterd te worden. Het lijkt gewenst om vanuit de Nederlandse bibliotheekwereld ook een aandeel te hebben bij het internationale beraad over wijzigingen en verbeteringen van het MARC 21 formaat.

Voorgesteld wordt om bovenstaande taken en het beheer van de MARC 21 uitwisselingstabel centraal te beleggen en onder verantwoordelijkheid van het Consortium GII uit te laten voeren door OCLC Leiden.

Afspraken over de inhoud van de uitwisselingstabel

Als uitwisselingsstandaard legt de MARC 21 standaard vast welke gegevens uitgewisseld kunnen worden, welke gegevens minimaal uitgewisseld moeten worden en welke veld- en subveldaanduidingen gebruikt moeten worden om de verschillende velden in een bibliografis che beschrijving aan te duiden. Om twee redenen is het van belang afspraken te maken over de inhoud van de uitwisselingstabel:

  1. De MARC 21 standaard laat op tal van punten opties open.
  2. De praktijk binnen MARC 21 wijkt soms af van de huidige Nederlandse praktijk. Op verschillende punten bestaat een nauwe samenhang tussen het MARC 21 formaat en de AACR2(5) catalogiseerregels. MARC 21 is allesbehalve neutraal op dit terrein. De catalogiseerpraktijk onder AACR2 regelgeving is verder aangevuld met kwaliteitsnormen. Die zijn vastgesteld door de PCC (Program for Cooperative Cataloguing). De inhoud van wat wordt uitgewisseld en de mogelijkheid die inhoud te kunnen verwerken zijn afhankelijk van catalogiseerregels en kwaliteitsnormen. Daardoor levert het MARC 21 formaat soms zelfs een conflict op met de Nederlandse regels voor de titelbeschrijving, met name met het derde deel RT3 dat gaat over de catalogusbouw.

Dat er afspraken gemaakt moeten worden, is, in principe, niet een probleem van of voor het uitwisselingsformaat. Partij A kan immers het uitwisselingsformaat voor de ene variant, en partij B voor de andere variant gebruiken. Wil men echter metadata over en weer uitwisselen zonder dat er gegevensverlies of betekenisverlies optreedt en wil men de uitgewisselde gegevens ook lokaal verwerken, dan ontstaat er wel degelijk een probleem. Voor zover nodig zijn in deze notitie een aantal voorstellen opgenomen en in een aantal gevallen zijn daarbij nog aanvullende notities geschreven. Daarin worden zaken behandeld waarover al bij de vaststelling van het uitwisselingsformaat - en dus niet pas bij de vaststelling van het catalogiseerformaat - een besluit genomen moet worden.

Voor een deel gaat het om technische zaken zoals de volgorde van subvelden, de gebruikte karakterset en het gebruik van interpunctie. De verwachting is dat het werkveld zich in de opgestelde voorstellen zal kunnen vinden. Voor een deel gaat het om veranderingen in de catalogiseerpraktijk. Deze voorstellen zullen waarschijnlijk her en der weerstand oproepen. In principe is steeds uitgegaan van de internationale standaard en wordt in principe aangesloten bij wat wereldwijd gebruikelijk is. Als bijlage is een volledige lijst van beslispunten opgenomen. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste voorstellen besproken.

De volledigheid van de beschrijving

Aangezien de uitwisseling met WorldCat de belangrijkste factor is bij de definiëring van het uitwisselingsformaat zijn bij het opstellen van de uitwisselingstabellen de niveaus full en minimal overgenomen. Dit onderscheid volgt de "Input standards" van OCLC(6) . Daarbij staat "full" niet voor het meest volledige en omvangrijke record, maar voor wat wij in de Nederlandse catalogiseerpraktijk eerder als een record met v-status (= volledigheidsstatus) beschouwen. In dat geval worden in ieder geval de persoonsnamen gethesaureerd. Deze OCLC normen gelden voor online invoer, niet voor offline invoer. Bij online invoer zijn daarnaast een aantal varianten tussen "full" en "minimal" beschikbaar, Er zijn ook normen beschikbaar lager dan "minimal". Daarvan kan sprake zijn bij offline inleesacties en speciale projecten.

Voorstel 1: bij de uitwisseling expliciet het niveau van de bibliografische beschrijving vermelden. De ontvangende instelling weet dan wat hij of zij kan verwachten.

Voorstel 2: bij export in ieder geval voldoen aan de richtlijn voor minimale records.

Voorstel 3: in onderhandelingen met metadata-leveranciers ervan uitgaan dat in ieder geval minimale records, maar bij voorkeur, meer volledige of "full" records worden aangeleverd.

Voorstel 4. bij het catalogiseren de regels volgen van het systeem waarin of van de groep met wie men catalogiseert. In het GGC worden vooralsnog de GGC Richtlijnen gevolgd en instellingen die in WorldCat catalogiseren besluiten bij welk programma of bij welke groep men aansluit. Voor het GGC wordt voorgesteld de "input standards" van WorldCat te leggen naast de huidige regels voor invoer in het GGC en die af te stemmen op die van WorldCat.

Registreren van de gevolgde catalogiseerregels

De MARC 21 standaard kent een vast veld waarin vastgelegd wordt welke regelset gevolgd wordt bij het maken van de beschrijving. Er kan gekozen worden voor AACR2, ISBD, ISBD zonder bibliografische interpunctie aan het eind van een subveld, en binnenkort ook voor RDA. Binnen een catalogiseersysteem dat op een bepaald regelwerk is gebaseerd is het meestal niet gebruikelijk expliciet vast te leggen welk regelsysteem gebruikt wordt. Omdat dit veld in die gevallen niet in het record aanwezig is, ontbreekt dit veld meestal in het uitwisselingsformaat. Aangezien het voor ontvangende systemen wel belangrijk is bij de interpretatie van de gegevens te weten op basis van welk regelsysteem records gemaakt zijn, is het gewenst dat instellingen en leveranciers de gebruikte regelset ook coderen in het uitwisselingsformaat.

Voorstel: het gebruikte regelwerk wordt gecodeerd opgenomen in het uitwisselingsformaat.

Registreren van de taal van de catalogisering

De taal van de catalogisering heeft betrekking op de taal waarin bepaalde bibliografische gegevens in het bibliografisch record worden vastgelegd. Die gegevens worden toegevoegd aan de beschrijving in een taal die kan afwijken van de taal van het document. Voorbeelden van dergelijke toegevoegde gegevens zijn standaardtermen, annotaties en samenvattingen. Door het ontlenen en overnemen van bibliografische records uit andere systemen worden steeds meer records met Engelstalige toevoegingen overgenomen. Zeker als het gaat om eBook-pakketten. Binnen een catalogiseersysteem dat in een bepaald land gebruikt wordt, is het meestal niet vanzelfsprekend expliciet de taal vast te leggen waarin gegevens worden toegevoegd. Omdat dit meestal niet gebeurt, is dit veld meestal niet beschikbaar en wordt dit veld dus meestal ook niet ingevuld bij de uitwisseling van metadata. Aangezien het voor ontvangende systemen wel belangrijk is bij het al dan niet samenvoegen van records of bij het overschrijven van velden te weten in welke taal de toegevoegde gegevens zijn opgenomen, is het gewenst dat instellingen en leveranciers de gebruikte catalogiseertaal coderen in het uitwisselingsformaat.

Voorstel: in het uitwisselingsformaat wordt de catalogiseertaal expliciet opgenomen. N.B. Een inhoudelijk voorstel voor de registratie van de catalogiseertaal is onderdeel van de RDA projectgroep.

Uitwisseling van gethesaureerde gegevens van auteurs

Een van de lastigste problemen dat moet worden opgelost bij het definiëren van een uitwisselingsformaat, is het gebruik van verschillende thesauri voor de standaardisering van ingangen voor auteursnamen en titels. Meestal ondersteunt een catalogiseersysteem voor gestandaardiseerde persoonsnamen maar één thesaurus. In het GGC is dat de NTA (Nederlandse persoonsnamenthesaurus). In WorldCat is dat de NACOLCNAF (op de persoonsnamenthesaurus van de LC gebaseerde thesaurusLibrary of Congress Name Authority File).
Complicerend daarbij is dat niet alleen bij bibliografische records, maar ook bij gethesaureerde ingangen de taal van de catalogisering een rol speelt. In WorldCat moet en kan, indien men de auteursnaam wil thesaureren, en indien men als catalogiseertaal Engels gebruikt, enkel en alleen de NACO thesaurus gebruikt worden. Belangrijkste te thesaureren element in de titelbeschrijving is de auteursnaam. Gebruik van de NTA is vooral van belang voor de Nederlandstalige productie en de wetenschappelijke output van universiteiten en onderzoeksinstellingen. Als deze gegevens ook opgenomen moeten worden in WorldCat, zijn aanpassingen in WorldCat nodig. In strikte zin is dat echter geen probleem voor het vaststellen van wat het uitwisselingsformaat zal moeten kunnen ondersteunen.

Voorstel 1. Het uitwisselingsformaat voor bibliografische records zal de opname van gegevens uit verschillende thesauri inclusief registratie van de thesaurus en het recordnummer moeten accomoderen.

Voorstel 2: indien Nederlandse bibliotheken in WorldCat catalogiseren zal een oplossing gevonden moeten worden voor het kunnen gebruiken van de Nederlandse Persoonsnamenthesaurus NTA. Dit kan als onderdeel van het GII Consortium Werkplan op de agenda van OCLC geplaatst worden.

Eén of twee-recordmethode

Documenten verschijnen op verschillende dragers: gebruikers willen alles het liefst zo kort en duidelijk mogelijk gepresenteerd. Administratieve systemen willen dat bibliografische records zo specifiek en precies mogelijk aangeven op welke drager een document verschenen is. Voor de gebruiker kan dit ook relevante informatie zijn. Wanneer van een document meerdere versies bestaan die uitsluitend van elkaar verschillen doordat ze zich op een andere drager bevinden, zouden die volgens een bepaalde catalogiseerpraktijk met één record beschreven kunnen worden. In het MARC 21 formaat is een dergelijke catalogiseerpraktijk bezwaarlijk, daar de noodzakelijk vast te leggen gegevens van de beide versies dan niet alle in de daartoe bestemde velden kunnen worden vastgelegd. Dat leidt tot functioneel gegevensverlies. WorldCat-, GGC- en RDA-beleid is dat per drager een apart record wordt gemaakt.

Voorstel: per drager een apart record maken.

Analytisch of niet-analytisch beschrijven

MARC 21 staat in principe toe een niet-seriële meerdelige publicatie analytisch of niet-analytisch te beschrijven, d.w.z. voor elk deel een aparte beschrijving naast een beschrijving voor de meerdelige publicatie als geheel of één record voor de gehele meerdelige publicatie, waarbij de delen in een annotatieveld worden vermeld.

Voorstel: in het kader van beheer en uitwisseling waar mogelijk voor de analytische beschrijvingswijze kiezen.

Tekensets

In MARC 21 kan worden ingevoerd in MARC-8 en UTF-8. Van de Unicode-tekens kunnen in WorldCat alleen die tekens gebruikt worden die naar MARC-8 geconverteerd kunnen worden. Documenten in niet-Latijns schrift kunnen in WorldCat binnen de beperkingen van MARC-8 ofwel in het oorspronkelijke schrift ingevoerd worden ofwel in getranslittereerde vorm of in beide vormen.

Voorstel: in het uitwisselingsformaat de karakterset niet inperken tot MARC-8. Ook al betekent dat voor de export naar WorldCat op dit moment dat niet alle tekens verwerkt kunnen worden. Dit moet in WorldCat worden opgelost en staat ook op de WorldCat roadmap om te worden opgelost.

Meerschriftige records

In MARC 21 kunnen de gegevens van documenten in niet-Latijns schrift in dat schrift worden vastgelegd. Daarnaast kunnen in hetzelfde record de gegevens in naar Latijns schrift getranslittereerde vorm worden vastgelegd. Ook vastlegging in getranslittereerde vorm alleen is mogelijk. Voor de translitteratie van de verschillende schriften zullen voor het uitwisselingsformaat normen moeten worden vastgesteld.

Voorstel: vaststellen van normen voor translitteratie van daarvoor in aanmerking komende schriften, uitgaande van de huidige normen en de feitelijke situatie op translitteratiegebied in WorldCat en GGC.

Structuur van persoonsnameningangen

Structuur en interpunctie van de persoonsnameningangen van MARC 21 hangen nauw samen met AACR2 en RDA. RDA volgt hier de praktijk van AACR2. Dat geldt met name voor de wijze van behandelen van vaste en losse toevoegingen. Een en ander wijkt aanzienlijk af van RT3. Het op de RT gebaseerde formaat in het GGC is op subveldniveau gedetailleerder uitgewerkt dan het MARC 21 formaat. De weergave van bijv. "Mao Zedong" is in het GGC ook "Mao Zedong". In WorldCat wordt deze naam echter weergegeven met een komma als "Mao, Zedong". Standaardisatie en internationalisering leidt in dit geval dus tot het opgeven van een correcte weergave van complexe of niet-westerse namen. Voor meer voorbeelden, zie de aparte notitie.

Voorstel 1: vooralsnog accepteren van internationale praktijk en overgaan op de RDA-regels voor persoonsnameningangen.

Voorstel 2: nagaan in het kader van het GII Consortium Werkplan of een koppeling van thesauri zoals in VIAF een oplossing kan bieden voor een correcte weergave van persoonsnamen.

Corporatie- en congresingangen

Bij de behandeling van werken die de verantwoordelijkheid zijn van corporatieve auteurs of congressen heeft Nederland internationaal altijd een uitzonderingspositie ingenomen. Hierover is in het verleden uitvoerig gediscussieerd. De primaire ingang bij een werk van een corporatieve auteur is in Nederland altijd de titel. En niet, zoals in andere landen, de corporatieve auteur. Een uitzondering is gemaakt voor populaire muziek. Daar is de corporatie, i.e. de muziekgroep, wel de primaire ingang.
Ook al is dit tegenwoordig niet meer zo relevant vanwege de extra online zoekmogelijkheden, toch blijft dit relevant voor de regels en voor het uitwisselingsformaat.

Voorstel: afstappen van de Nederlandse uitzonderingspositie, aansluiten bij de internationale regels en waar mogelijk bestaande bestanden te converteren en aan te passen aan de nieuwe situatie.

Bovenstaand punt is belangrijk in de Nederlandse context, maar heeft geen al te grote impact. Een ander hiermee samenhangend en ook ingewikkelder punt is echter dat de Nederlandse praktijk ook andere regels hanteert voor de vorm (of de naam) van de corporatie. In Nederland wordt de naam van de corporatieve auteur overgenomen in de vorm zoals die het meest voorkomt in de publicaties. In de internationale praktijk wordt de naam van de corporatie opgenomen zoals de officiële naam van de corporatie luidt en zoals de corporatie nu heet. Dat betekent dus meer regels, meer opzoekwerk, meestal langere namen en meer tikwerk.

Voorstel: overgaan op de internationale praktijk, ook al kost dat meer tijd, als men als catalogiseertaal Engels kiest. Instellingen die de KB-corporatiethesaurus gebruiken en/of Nederlands als catalogiseertaal hanteren, kunnen de vormregels van RT3 blijven toepassen.

Uniforme titels

In het MARC formaat en in AACR2 wordt veel aandacht besteed aan het maken van uniforme titels. RDA volgt hier AACR2. Behalve in titelvelden komen uniforme titels ook voor in subvelden bij persoons-, corporatie- en congresnaamsingangen. Dergelijke ingangen worden ook gecreëerd voor reeksen en mp-koepeltitels. Men spreekt in dat verband dan ook vaak van auteurstitels en van een uniforme auteur-titel-ingang. Dat fenomeen wordt wel beschreven in de RT, maar is in het GGC nooit geïmplementeerd.
Hoewel AACR2, 25.1A. formuleert dat het gebruik van uniforme titels naar behoefte kan plaatsvinden, geeft dit regelwerk in hfdst. 25 uitgebreide instructies en vuistregels voor de toepassing ervan.
In overeenstemming met de regel dat aan corporaties en congressen primaire auteursverantwoordelijkheid kan worden toegekend, kent AACR2 auteur+uniforme-titelingangen niet alleen bij persoonlijke auteurs, maar ook bij corporatieve auteurs (corporaties en congressen). RT3 kent wel uniforme auteurstitels en auteur+uniforme-titelingangen voor persoonlijke auteurs, maar niet voor corporatieve auteurs. In de Nederlandse catalogiseerpraktijk en met name in het GGC komen uniforme auteurstitels en auteur+uniforme-titelingangen niet voor, met uitzondering van muziektitels.
Het maken van auteurstitels en auteur-titelingangen is extra werk. In het kader van FRBR en het automatisch maken van de zgn. Workrecords zijn uniforme titels goede hulpmiddelen.
Er is ook een samenhang met het maken van Workrecords. Indien bibliotheken over gaan op het maken van zelfstandige Workrecords is het maken van een auteur-titelingang minder relevant.

Voorstel 1: m.b.t. uniforme titels overgaan op de AACR2/RDA-regels

Voorstel 2: de Richtlijnenwerkgroep van het RDA-project opdracht geven voor het Nederlandse uitwisselingsformaat regels op te stellen voor:

  • het gebruik van thesaurusrecords voor werken en expressies.
  • het maken van uniforme titels te beperken tot bepaalde categorieën documenten. Bij klassieke anoniemen altijd. Bij werken van auteurs van fictie, indien nodig en wanneer de hoeveelheid expressies en de variatie in de manifestaties daartoe aanleiding geeft.

Bijlage. De door de Tabelwerkgroep opgestelde beslispunten

  1. Volledigheid van de beschrijving
    (onderwerp van deze notitie par. 5.1; geen aparte notitie)
  2. Catalogiseerregels
    (onderwerp van deze notitie par. 5.2; geen aparte notitie)
  3. Taal van de catalogisering
    (onderwerp van deze notitie par. 5.3; zie ook notitie 2e van de RDA projectgroep)
  4. Thesauri
    (onderwerp in deze notitie par. 5.4; zie ook notitie 1b over Persoonsnameningangen)
  5. Één- of twee-recordmethode
    (onderwerp van deze notitie par. 5.5; geen aparte notitie)
  6. Analytisch of niet-analytisch beschrijven
    (onderwerp van deze notitie par. 5.6; geen aparte notitie)
  7. Tekensets
    (onderwerp van deze notitie par. 5.7; geen aparte notitie)
  8. Meerschriftige records
    (onderwerp van deze notitie par. 5.8; geen aparte notitie)
  9. Persoonsnameningangen
    (onderwerp van deze notitie par. 5.9; zie ook notitie 1b)
  10. Corporatie- en congresingangen
    (onderwerp van deze notitie par. 5.10; zie ook notitie 1c)
  11. Uniforme titels
    (onderwerp van deze notitie par. 5.11; zie ook notitie 1d)
  12. MARC 21 en bibliografische interpunctie
    (niet in deze notitie; onderwerp van notitie 1e)
  13. Beginlidwoorden bij titelvelden en -subvelden
    (niet in deze notitie; onderwerp van notitie 1f)
  14. Titelbreuken van seriële publicaties
    (niet in deze notitie; onderwerp van notitie 1g)
  15. Control subfields
    (niet in deze notitie; onderwerp van notitie 1h)
  16. Volgorde subvelden
    (niet in deze notitie; (onderwerp van notitie 1i)
  17. Congresnamen als corporatieingang
    (niet in deze notitie; onderwerp van notitie 1j)
  18. Lokale gegevens en gegevens van bijzondere collecties
    (geen notitie; wordt vervolgd en afgehandeld in kader van GII Werkplan)
  19. Linken van records
    (geen notitie; wordt vervolgd en afgehandeld in kader van GII Werkplan)

 


1 http://www.loc.gov/marc/marc.html
2 http://www.oclc.org/bibformats/en/
Zie ook informatie in Wikipedia: "MARC 21 is a result of the combination of the United States and Canadian MARC formats (USMARC and CAN/MARC). MARC 21 is based on the ANSI standard Z39.2, which allows users of different software products to communicate with each other and to exchange data.[1] MARC 21 was designed to redefine the original MARC record format for the 21st century and to make it more accessible to the international community. MARC 21 has formats for the following five types of data: Bibliographic Format, Authority Format, Holdings Format, Community Format, and Classification Data Format.[1] Currently MARC 21 has been implemented successfully by The British Library, the European Institutions and the major library institutions in the United States, and Canada." http://en.wikipedia.org/wiki/MARC_standards
Over Unimarc: "UNIMARC (acronyme pour UNIversal MARC) est le format développé par l’IFLA pour permettre l’échange de l’information bibliographique informatisée et servir d’interface entre les formats MARC nationaux. Sa première édition remonte à 1977. Il est maintenu au niveau international par le Comité permanent UNIMARC - (Permanent UNIMARC Committee ou PUC) de l’IFLA." http://www.bnf.fr/fr/professionnels/f_um/s.format_unimarc_notices_bibliographie.html
4 Program for cooperative cataloguing, zie: http://www.loc.gov/aba/pcc/
5 http://www.aacr2.org/about.html en http://www.loc.gov/cds/desktop/
6 https://www.oclc.org/bibformats/en/input.html