De Richtlijnen voor Geluidsdragers vormen een subset van de Richtlijnen voor Audiovisueel materiaal.
Van elke geluidsdrager wordt minimaal één beschrijving van het document zelf ingevoerd: de zgn. documenttitel. Deze beschrijving heeft als voornaamste doel de vastlegging van de voor het document identificerende gegevens.
Daarnaast dienen de op het document vastgelegde werken (voor definitie van 'werk' zie hieronder) beschreven te worden. Als het document slechts 1 werk bevat (bijv. een complete symfonie) worden de gegevens benodigd voor de identificatie van het werk plus uitvoering ook opgenomen in de documenttitel. In dit geval wordt dus slechts 1 titel onder 1 PPN ingevoerd.
Als het document echter meerdere afzonderlijke werken bevat, kunnen de werken via aparte beschrijvingen worden ontsloten: de zgn. onderdeeltitels. Alle gegevens benodigd voor identificatie van het werk plus uitvoering worden nu per werk in een aparte onderdeeltitel opgenomen. Invoeren van deze gegevens bij de documenttitel is NIET toegestaan. Het aantal te maken onderdeeltitels is vrij, maar is in principe nooit groter dan het aantal werken dat het document bevat.
Werk
Onder 'werk' dient te worden verstaan: een door de maker (componist/auteur) als eenheid aangeduid (muziek)werk, eventueel opgebouwd uit delen en/of onderdelen; de eenheid dient te blijken uit een door de maker (componist/auteur) toegekende titel en/of opusnummer. Werken die door uitgevers als quasi-eenheid worden gepresenteerd (bijv. onder 1 soortnaam) worden als afzonderlijke werken behandeld.
Voor het vastleggen van de relatie tussen onderdeeltitels en een documenttitel wordt kmc 1620 gebruikt. Deze kmc waarborgt de eenheid van presentatie van de verschillende beschrijvingen. De kmc wordt alleen gebruikt in onderdeeltitels. In de documenttitel wordt geen kmc 3072 gebruikt (zoals te doen gebruikelijk bij relatie tussen artikel- tijdschrifttitel).
Als naast de documenttitel ook onderdeelbeschrijvingen zijn gemaakt, wordt in de documenttitel een kmc 4700 met als inhoud "OT" ingevoerd om andere gebruikers er op te attenderen dat er aan een documenttitel onderdeeltitels gekoppeld zijn.
Als primaire bron voor de beschrijving kiest men in alle gevallen het label, tenzij het label of de labels slechts een opsomming van de verschillende onderdelen van het document vermeldt, en de hoes of de bijsluiter een dektitel fourneert. In dat geval geldt de bron van de dektitel als primaire bron voor de beschrijving.
Als de hoes fungeert als primaire bron voor de beschrijving, geldt dat de voorkant van de hoes voor het vaststellen van de dektitel prevaleert boven achterzijde en rugzijde.
Als gekozen is voor een dektitel (onafhankelijk van de plaats van herkomst: label, hoes of bijsluiter), geldt dat een eventueel aanwezige variant van die dektitel wordt opgenomen in een annotatie en verdubbeld als volgt:
4201 Rugtitel: Virtuoso transcriptione 3261 @Virtuoso transcriptione
(dektitel: 'Romantic transcriptions')
Als de dektitel slechts bestaat uit een persoons- of corporatienaam, wordt gehandeld conform RT4 par. 21.
De hiervoor gegeven algemene richtlijnen voor de te hanteren beschrijvingstechnieken voor geluidsdragers, en de daarbij te hanteren bronnen voor de beschrijving, staan in directe relatie met de richtlijnen voor de ingangen (de catalogusbouw).
Deze richtlijnen worden behandeld in PAR 402-403.
0500 status/soort 4000 titel plus auteursvermelding 4060 collatie 1100 jaar van uitgave 700X selectiesleutel (of kmc 4700)
0500 status/soort 321X uniforme titel 1620 relatie met documenttitel 700X selectiesleutel (of kmc 4700)
Voor geluidsdragers geldt bij het toekennen van v-status voor document- en onderdeeltitels:
Bewerkingen worden behandeld conform de regels gegeven in RT3 par. K26, met name de onder a, b en c genoemde regels uit de 1e alinea en de 3e alinea. Deze laatste alinea is met name van belang als de catalogiseerder niet kan beslissen - om wat voor reden dan ook - of het gaat om een nieuw werk of niet. De gegeven aanwijzing "raadpleging van de inhoud" zal bij geluidsdragers slechts bestaan uit het raadplegen van de evt. begeleidende tekst in, op of (los) bij het document of de houder. Bibliograferen is uiteraard mogelijk maar dient zoveel mogelijk vermeden te worden (werklast).
Zie de regels voor de uniforme titel (kmc 326X) voor een overzicht van bronnen die gebruikt worden bij bibliograferen. Als ook na bibliograferen geen beslissing mogelijk is, geldt de presentatie van het document als doorslaggevend.
Validatie onderdeeltitels
:
Verplicht | Gs | Ms | |
0500 | * | * | bibl. soort/status |
1620 | * | * | redactie |
321X | * | * | uniforme titel |
700X | * | * |
Optioneel: overige kenmerken
Validatie koepeltitels
Verplicht | Gs | Ms | |
0500 | * | * | bibl. soort/status |
1100 | * | * | jaar |
4000 | * | * | titel |
4030 | * | uitgever | |
700X | * | * |
Verandering van gegevens betreffende collatie, editie en jaar van uitgave noodzaken niet altijd tot het maken van een nieuwe beschrijving van een document.
Herpersingen van een grammofoonplaat bijv. kunnen met behulp van de herdruktechniek met één en dezelfde beschrijving worden gecatalogiseerd. Ook als twee verschillende informatiedragers (compactdisc/grammofoonplaat bijv.) dezelfde informatie bevatten, kunnen met behulp van de herdruktechniek beide geluidsdragers met dezelfde beschrijving worden gecatalogiseerd.
Men maakt gebruikt van de herdruktechniek als de volgende gegevens van twee objecten niet verschillen:
In het laatste geval worden de labelnummers van de verschillende geluidsdragers afzonderlijk vermeld in de kenmerkcodes 230X. Afwijkende gegevens omtrent collatie, editie en jaar van uitgave worden vermeld op exemplaarniveau (kmc's 4860, 4820/4821 en 4850).
Bij optreden van belangrijke wijzigingen in één der vier genoemde categorieën wordt de editietechniek gehanteerd, d.w.z. een aparte beschrijving onder eigen PPN.