1.Boekmaterialen

Onderdelen van boekmaterialen

De Richtlijnen voor Onderdelen van boekmaterialen vormen een subset van de Richtlijnen voor Boekmateriaal.

 

1. De catalogisering van onderdelen

 

De Richtlijnen zijn bedoeld voor de catalogisering van materialen die zijn gepubliceerd als onderdeel van een koepeldocument en waarvoor geldt dat zij afhankelijk zijn van het koepeldocument voor bibliografische identificatie of toegang. In dit verband wordt met de term "onderdelen" bedoeld: delen van documenten.

 

De Richtlijnen zijn bedoeld voor gebruikers van het Pica catalogiseersysteem.

 

De Richtlijnen gelden niet met terugwerkende kracht voor reeds ingevoerde onderdelen van boekmaterialen.

 

In principe gelden deze Richtlijnen alleen voor Boekmaterialen. Voor cartografische documenten, muziek en geluid wordt verwezen naar de voor deze materialen geldende Richtlijen.

 

Zie voor meer informatie over het catalogiseren van onderdelen ook: Guidelines for the application of the ISBD's to the description of Component Parts (IFLA, 1988).

 

Definities

Onderdeel Een publicatie die is verschenen als onderdeel van een koepeldocument en waarvoor geldt dat bibliografische identificatie of toegang slechts mogelijk is via het koepeldocument.
Koepeldocument De publicatie waarin het onderdeel is opgenomen.
Koepeltitel De beschrijving van het koepeldocument.
Onderdeeltitel De beschrijving van het onderdeel.
Vervolgartikel Een reeks van onderdelen, in de praktijk altijd onderdelen van OSP's, die samen één geheel vormen en die kunnen verschijnen in één aflevering van de OSP of in verschillende losse afleveringen van de OSP.
MP Meerdelige publicatie.
SP Seriële publicatie (niet tijdschriften)
OSP Overige seriële publicaties (tijdschriften, jaarboeken enz.)

 

 

2. Onderdelen van Boekmaterialen

 

De beschrijving van onderdelen van boekmaterialen worden verdeeld in:

 

  • a. Beschrijvingen van onderdelen van OSP's (tijdschriften, jaarboeken, jaarverslagen enz.)
  • b. Beschrijvingen van onderdelen van monografieën, delen van MP's en delen van SP's
  • c. Los gepubliceerde overdrukken, tenzij de overdrukken een eigen bibliografische identiteit bezitten (bijvoorbeeld wanneer een aparte titelpagina, een ISBN aanwezig is enz.)

 

De overdrukken met een eigen bibliografische identiteit worden behandeld bij de Richtlijnen voor Boekmaterialen. Voor de invoer van de beschrijving van het koepeldocument gelden de richtlijnen zoals die gegeven zijn betreffende de invoer van monografieën, delen van MP's (meerdelige publicaties), delen van SP's (seriële publikaties) en OSP's (overige seriële publicaties) in de Richtlijnen voor Boekmaterialen en de Richtlijnen voor MP's en SP's.

 

Onderdelen van niet-boekmaterialen (behalve Geluidsdragers, Gedrukte Muziek en Cartografisch materiaal) worden in principe verwerkt als onderdelen van monografieën (zie boven bij punt b). De Richtlijnen voor Onderdelen bevat echter geen specifieke aanwijzingen voor onderdelen van niet-boekmaterialen.

 

3. Gebruik van deze Richtlijnen

 

De tekst van de Richtlijnen voor Onderdelen is bedoeld als aanvulling op de Richtlijnen voor Boekmaterialen en dient derhalve in combinatie daarmee gebruikt te worden. Bekendheid met de principes van de Richtlijnen voor Boekmaterialen wordt verondersteld.

 

Deze tekst bevat alleen maar informatie over de voor het maken van onderdeelbeschrijvingen relevante of afgesproken kenmerkcodes. Gebruik van andere kmc's is toegestaan, mits in overeenstemmingen met de Richtlijnen voor Boekmaterialen.

 

Bronnen voor de beschrijving

 

Als bron voor de beschrijving gelden de hieronder gegeven elementen in de genoemde volgorde:

 

  1. Een titelpagina die voorafgaat en behoort tot het onderdeel zelf.
  2. De eerste pagina van het onderdeel zelf met bijvoorbeeld een hoofdstukaanduiding, of de titel en verantwoordelijkheidsvermelding van een artikel of reportage etc.
  3. Een collectieve titelpagina van de overkoepelende informatiedrager waarop ook informatie voorkomt met betrekking tot het onderdeel.
  4. De inhoudsopgave van de overkoepelende informatiedrager.
  5. Ieder stukje informatie dat bij het onderdeel aanwezig is, zoals een omslag, een label, een sticker etc.
  6. Referentie-bronnen buiten het onderdeel, die geen relatie bezitten met het onderdeel, zoals bibliografieën.

 

De informatie uit bron 1-5 wordt, tenzij hierna anders aangegeven niet tussen vierkante haken geplaatst; de informatie uit bron 6 wordt altijd tussen vierkante haken geplaatst.


 

Online Contents artikelen

Het format voor de artikelen uit online contents is gebaseerd op het format voor onderdeelbeschrijvingen dat door Pica is opgesteld als onderdeel van de Richtlijnen voor het catalogiseren van boekmateriaal. Het format voor online contents artikelen is hiervan een subset. Alleen de hier beschreven kenmerkcodes mogen gebruikt worden. Indien men ook andere velden wil toevoegen, dient men tevens de bibliografische soort (kmc 0500, pos.2) te wijzigen in een 's', de code voor 'normale' artikelen.

 

Periodieken

De huidige richtlijn voor e-mailen bij belangrijke wijzigingen in de beschrijving (zie PAR 320) blijft gehandhaafd.

De v-status mag worden gebruikt voor lopende en afgesloten publicaties, zolang wordt voldaan aan de eis tot volledig bibliograferen, of aan een correcte invoer aan de hand van een eerste aflevering. Een eventuele v-status dient door de eigenaar bij het verwijderen van de laatste holding te worden gewijzigd in een x-status.

Bij titelwijziging van een SP in een SP, wordt deze titelwijziging in een annotatie vermeld. Er wordt dus GEEN tweede reeksvermelding gemaakt.

Als algemene richtlijn geldt dat het afsluiten van SP-titels vanwege titelwijzigingen zoveel mogelijk wordt beperkt.

Keuze van de titel: de tekst van RT2 par 18 richt zich vooral op een opvallende presentatie van bijvoorbeeld een acroniem. Als Pica-richtlijn geldt een wat algemenere tekst: Kies de meest opvallende titel als hoofdtitel en neem deze samen met de andere titel (die dus minder opvalt) op in kmc 4000, waarbij de andere titel als $3261, zonder indicatoren, wordt ingevoerd. Als de volledige vorm tevens de meest opvallende is, wordt een eventuele acroniem of logo NOOIT in de ondertitel van het titelveld opgenomen, maar hooguit in een annotatie vermeld.

Wanneer alleen de generieke term wijzigt, moet niet te snel tot afsluiting van de SP worden overgegaan. Wanneer de naam van de corporatieve auteur wijzigt, wordt een nieuwe titel gemaakt.

Corporaties die horen bij secties van SP's worden ingevoerd bij de sectietitel en NIET bij de koepeltitel.

Voor corporaties geldt:

 

Als de naam van de uitgever wijzigt, wordt deze wijziging vermeld in kmc 4201.

Wanneer de publicatie een ander ISSN geeft dan het National ISSN Center, wordt het ISSN van het National ISSN Center opgenomen in kmc 2010 en het ISSN van de publicatie in kmc 2019.


 

Jaarboeken

 

Voor de verwerking van jaarboeken gelden de volgende richtlijnen:

Met ingang van 1 november 2013 is het in het GGC toegestaan om jaarboeken op twee verschillende wijzen te catalogiseren: alle jaargangen in de holding van één open seriële beschrijving (Ab/Ob) enerzijds en een monografische beschrijving voor elk jaar afzonderlijk (Aa/Oa) anderzijds. Tot 1 november 2013 werden jaarboeken in principe uitsluitend beschreven als tijdschrift (Ab/Ob).

 

De volgende aanvullende richtlijnen gelden voor de monografische records:

 

De volgende aanvullende richtlijnen gelden voor de open seriële records:

Genummerde en/of gesigneerde exemplaren worden, wanneer zij verder niet verschillen van de normale handelsuitgave, niet als aparte beschrijving ingevoerd. De specifieke vermelding van het nummer, de handtekening, de prijs etc. wordt vermeld op exemplaarniveau.

 

Onderscheidt een genummerd en/of gesigneerd exemplaar zich van het handelsexemplaar, door bijvoorbeeld een andere vorm of layout, in die mate dat er sprake is van een aparte uitgave, dan wordt wel een aparte beschrijving gemaakt.

 

Themanummers, overdrukken en speciale nummers

Voor publicaties die verschijnen als themanummer of speciaal nummer van een SP, gelden de volgende richtlijnen:

Beschrijf het nummer apart indien sprake is van een eigen titel en deze titel voldoende specifiek is. Hoewel de te beschrijven publicatie onderdeel vormt van een tijdschrift wordt op positie 1 en 2 van kmc 0500 "Aa" (monografie) ingevuld. In dit geval wordt geen kmc 418X gebruikt. Vervolgens moet een relatie met de koepeltitel via een annotatie in kmc 4241 worden gelegd.

 

De methodiek zoals hieronder omschreven wordt ook gevolgd bij overdrukken (0500 Aa, géén 418X) Indien een bibliotheek dit wenselijk acht, kan een dergelijke publicatie ook worden gerelateerd aan de overkoepelende tijdschriftbeschrijving. In kmc 0500 wordt dan Aax ingevuld. In kmc 418X wordt de relatie met deze beschrijving vastgelegd en wordt het volgnummer opgenomen.

 

Voorbeeld:

0500    Aax
4000    @Titel van het speciale nummer
4180    #sorteernr#!ppn Ab-titel!@Titel Ab-titel, ISSN 1234-5678 ; [vol.nr.][speciaal nr.] nr. X

In de meeste gevallen zullen bibliotheken met een Pica uitleensysteem (OUS) de speciale nummers in kmc 7100 coderen met soortcode "d". D.w.z. blokkeren in het uitleensysteem. De soortcode wordt vastgelegd na de uitleenindicatie, voorafgegaan door spatie, backslash, spatie (_\_). Uitlening verloopt dan via het overkoepelende tijdschrift.

Bij "overdrukken" zal in beginsel sprake zijn in het OUS van een fysiek zelfstandige publicatie, die als een gewone monografie kan worden behandeld.

Themanummers die verschijnen als onderdeel van een SP en daarnaast ook apart verschijnen, elk met een eigen ISBN, worden als verschillende edities verwerkt.


 

Speciale afleveringen van tijdschriften

 

Algemeen

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen themanummers, extra nummers, speciale afleveringen, supplementen e.d.

Een speciaal nummer wordt afzonderlijk beschreven als het nummer een eigen discriminerende titel heeft en de inhoud voor het overgrote deel onder die titel valt.

Voorts kan een speciaal nummer, voor documentaire toepassingen, afzonderlijk beschreven worden als de inhoudsontsluiting daar aanleiding toe geeft.

Speciale afleveringen van tijdschriften worden als monografieën beschreven zonder numerieke relatie met het overkoepelend tijdschrift (kmc 0500: a op positie 2).

Bij de zelfstandige beschrijving van speciale afleveringen gelden de Richtlijnen Boekmateriaal.

Onderdelen uit speciale afleveringen worden behandeld als normale onderdelen uit tijdschriften, met in kmc 1620 een verwijzing nar de koepeltitel en niet naar de beschrijving van de afzonderlijke aflevering. Dit laatste komt tekstueel in kmc 4241.

De inhoud van kmc 4241 bestaat uit twee onderdelen:

  1. De referenie naar de koepeltitel, ingevuld op de gewone manier. De koepeltitel is in dit geval de titel van de speciale aflevering.
  2. De standaardtekst "Speciale aflevering van:_" of een soortgelijke tekst die wordt overgenomen van het document zelf, gevolgd door de titel van de OSP, naar keuze wel of niet afgekort volgens ISO-4. Tussen beide onderdelen een punt spatie streep spatie plaatsen ("._-_").

Voorbeeld:

4241    In: Markets within planning : socialist economic management in the Third world. - 
        Special issue of: The Journal of Development Studies
1620    In: !832388254! (i.e. PPN van de OSP)
4241    In: Afrique éducation : crises et espoirs de l'éducation en Afrique sub-saharienne. - 
        Suppl. op: Marchés tropicaux et méditerranéens
1620    In: !851902707! (i.e. PPN van de OSP)

NB Artikelen uit een speciaal nummer die geen directe relatie hebben tot het speciale nummer (b.v. vaste rubrieken) worden behandeld als gewone artikelen uit een tijdschrift.

Ook artikelen uit speciale afleveringen die als deel van een reeks zijn beschreven, worden op dezelfde manier behandeld en dus niet als een artikel uit een boek.

Speciale nummers die verschijnen als onderdeel van een OSP en daarnaast apart met een eigen ISBN, worden als verschillende edities beschreven in de GGC.


 

Schooluitgaven

Schooluitgaven worden verwerkt volgens de geldende richtlijnen, ook bij herdrukken en edities. Alleen voor de standaardnummering in kmc 4000 en 418X geldt bij schooluitgaven een aparte regeling.

 

Proefschriften

In paragraaf 7.9.1.3 Recording Dissertation or Thesis Information van de RDA Toolkit staat dat de academische graad en het jaar waarin de graad is verleend, worden vermeld. Dit is een afwijking van de RT-richtlijnen.

De volgende formulering voor kmc 4209 is afgesproken: 4209 Proefschrift «naam universiteit» ter verkrijging van de graad «academische graad» in het jaar «jaar»

In kmc 4201 mogen promotoren worden vermeld: 4201 Promotoren: ...

Promotoren mogen verdubbeld worden.

Voor het impressum is de titelpagina leidend. Dus als op een titelpagina de naam van de universiteit als impressum voorkomt, worden de plaats en de naam van de universiteit in het impressum vermeld.

Als aan een proefschrift een ISBN is toegekend, dan is dat op zich onvoldoende om daaruit een impressum af te leiden. Voor het impressum is immers de titelpagina leidend.

Als er geen uitgever kan worden vastgesteld, wordt kmc 4030 in principe als volgt ingevuld: 4030 [Nederland] : [uitgever niet vastgesteld]

De Latijnse afkortingen 's.l.' en 's.n.' mogen sowieso niet gebruikt worden in RDA records.

De plaats en de naam van de drukker worden in kmc 4045 opgenomen.

 

Losbladige uitgaven

De meest recente titelpagina dient als uitgangspunt voor de beschrijving te worden genomen. Handel als volgt:

0500    Op positie 3 een "x" (d.i. beschrijving blijft muteerbaar)
1100    Oudste jaar van uitgave
3XXX    Gebaseerd op de laatste uitgave
4000    Titel/auteursveld van de meest recente uitgave
4209    De tekst "Losbladig"
424X    Eventueel de tekst "Ook o.d.t." (in kmc 4243) of "...o.d.t." (in kmc 4244) voor vermelding 
        van kleine wijzigingen in de hoofdtitel, evtueel in combinatie met kmc 326X.
4801    Vermelding van de datum van de laatste aanvulling.

 

Indische boeken

Als een publicatie is geschreven in een van de Indische talen en 2 titelbladen bezit, waarvan 1 in de betreffende Indische taal en 1 in een moderne westerse taal (meestal Engels), dan moet als volgt worden gehandeld:

 

 

NB Afwijken = relevant verschil in sortering en/of zoeksleutel

 

Supplementen Nederlandse Staatscourant

 

In gevallen als de "Nederlandse Staatscourant" is het verstandig te volstaan met de annotatie "Met verschillende supplementen". Reden hiervoor is dat niet alle gebruikers in het bezit zijn van de supplementen. Deze zouden allemaal op exemplaarniveau moeten vermelden: "Supplement ... ontbreekt". Beter is het de supplementen, indien gewenst en volgens de Richtlijnen, afzonderlijk te beschrijven en te relateren aan de koepel.


 

Tentoonstellingscatalogi

Wat zijn de RDA richtlijnen voor het beschrijven van tentoonstellingscatalogi?

Volgens paragraaf K 31 van RT/CAT golden de volgende richtlijnen:

 

Als een tentoonstellingscatalogus conform RDA wordt beschreven, wordt deze behandeld conform de algemene richtlijnen van RDA. Dit betekent dat een samensteller van een tentoonstellingscatalogus de functie van creator heeft met de bijbehorende relatiecode 'com'. De samensteller van de tentoonstellingscatalogus dient niet verward te worden met de samensteller van de tentoonstelling. Oftewel, bij elke tentoonstellingscatalogus dient op basis van de inhoud en de presentatie bekeken te worden hoe de betreffende tentoonstellingscatalogus dient te worden beschreven.

 

Periodieke congresverslagen (RT3 K46-47)

De in het GGC aanwezige afzonderlijk beschreven congresverslagen worden niet omgewerkt tot SP's. Als een bibliotheek behoefte heeft aan een seriële beschrijving, kan zij die - als is voldaan aan de voorwaarden van RT3 K47 - invoeren NAAST eventueel aanwezige beschrijvingen van afzonderlijke verslagen. De betrokken bibliotheken moeten hiervan op de hoogte worden gebracht. De beschrijvingen van de afzonderlijke verslagen worden in elk geval niet zonder voorafgaande toestemming van de "aanhangende" bibliotheken tot SP omgewerkt en niet op de kill-nominatie gezet.

 

Verslagen en rapporten

Bij verslagen, rapporten e.d. waarvan de periodiciteit minder duidelijk is, of waarbij factoren in het spel zijn die een beschrijving in de weg staan (of wel minder zinvol maken), moeten voor het maken van een SP-beschrijving van de hier bedoelde categorie publicaties de volgende voorwaarden aanwezig zijn:

Referentiewerken

Het is denkbaar dat in zeer bepaalde gevallen een referentiewerk waarvan met een min of meer vaste periodiciteit nieuwe edities verschijnen, als een SP wordt beschreven. Dit om praktische redenen, ondanks eventuele theoretische bezwaren. Voorwaarden voor het mogen maken van een dergelijke SP-beschrijving moeten zijn:

 

Buiten de termen vallen dus bijvoorbeeld school-, studie- of handboeken waarvan frequent nieuwe edities verschijnen. Hiervan moet elke editie apart worden beschreven. Aangezien edities van een publicatie volgens Regels en Richtlijnen in principe afzonderlijk worden gecatalogiseerd, kunnen eventuele koepelbeschrijvingen alleen NAAST reeds aanwezige beschrijvingen van afzonderlijke edities worden ingevoerd. Aan de betrokken bibliotheken moet hiervan bericht worden gestuurd. De beschrijvingen van de afzonderlijke edities worden niet omgewerkt tot een koepelbeschrijving zonder voorafgaande toestemming van de "aanhangende" bibliotheken en niet op de kill-nominatie gezet.

 

Keerdrukken

Bij keerdrukken van seriële publicaties zijn de volgende situaties mogelijk:

1. Er is sprake van gelijke publicaties; alleen zijn ze in verschillende talen gesteld. Er is in deze gevallen 1 ISSN, 1 key-title en 1 nummering.

Voor deze keerdrukken geldt:

 

Voorbeeld:

4000     @National Library news ... = Nouvelles de la Bibliothèque Nationale ...
3261     @Nouvelles de la Bibliothèque Nationale
4201     Keerdruk

 

2. Er is sprake van aparte publicaties met eigen ISSN, key-title en nummering.

Voor deze keerdrukken geldt:

 

Voorbeeld:

 

PPN 1
4000    @Radbode ...
4243    Verschijnt in keerdruk met: KU-nieuws
PPN 2
4000    @KU-nieuws
4243    Verschijnt in keerdruk met: Radbode

 

Bij keerdrukken van monografieën zijn er twee opties:

 

  1.  Als er twee verschillende werken in één band zitten met ieder een eigen ISBN worden er twee beschrijvingen gemaakt. Middels kmc 4243 worden ze aan elkaar gerelateerd met als standaard voorlooptekst: Verschijnt in keerdruk met:_.........
  2.  Als er maar 1 ISBN is voor beide werken, gelden de volgende richtlijnen:
    • Een van de titelbladen wordt als uitgangspunt voor de titelbeschrijving gekozen, rekening houdend met onder meer de omvang en de taal van de teksten (kmc 4000).
    • De andere hoofdtitel(s) word(t)(en) conform de richtlijnen voor paralleltitels zowel in kmc 4000 als kmc 326X zonder indicatoren opgenomen, maar alleen in het geval er sprake is van een oorspronkelijk werk in combinatie met een vertaling daarvan.
    • In het collatieveld worden de paginering en illustraties opgenomen (kmc's 4060 en 4061) die bij het gedeelte dat als uitgangspunt is gekozen, behoren.
    • In het annotatieveld komt de bibliografische geschiedenis van dit gedeelte te staan (kmc's 42XX).
    • Het niet gekozen gedeelte wordt verantwoord in een 'keerdruk-annotatie': 4243 Keerdruk met: ..... De paginering en de bibliografische geschiedenis hiervan worden aan deze annotatie toegevoegd (kmc 4243).
    • (Een) ingang(en) op dit deel wordt (worden) gemaakt middels (een auteur- en) een titelverdubbeling (kmc's 301X en 326X).
    • Als, zoals bij sommige uitgaven van klassieke teksten, een publicatie is voorzien van parallelle paginering, wordt in de collatie uitgegaan van enkelvoudige paginering. In de annotatie wordt aangegeven welke pagina's parallel genummerd zijn.

Voorbeeld:

4060    XXVI, 146 p.
4201     P. 12-123 parallel gepagineerd

 

Bijv.: 4801 Bevat de 15e dr. en 6e dr. van de afzonderlijke titels

 


 

Grootletterboeken in meerdere banden

Een grootletterboek dat uit praktische overwegingen in meerdere banden wordt uitgegeven, is geen meerdelige publicatie. Het begrip 'band' is niet identiek aan 'deel'. Dit heeft de volgende consequenties:

 


 

Meeleesboeken

Meeleesboeken bestaan uit twee afzonderlijke uitgaven, namelijk een boek en een geluidsopname, uitgegeven door verschillende uitgevers. GGC-technisch zijn dit logischerwijs twee van elkaar losstaande beschrijvingen. In de openbare bibliotheekpraktijk worden deze twee losse uitgaven soms samengevoegd zodat ze tegelijkertijd, d.w.z. als één item, uitgeleend kunnen worden.

De combinatie boek plus cd wordt niet als zodanig uitgegeven, maar is een gelegenheidscombinatie die aan de openbare bibliotheken wordt aangeboden. Voor de combinatie boek plus cd mag dus geen apart record in het GGC worden ingevoerd. Van zowel het boek als de cd zijn aparte records beschikbaar. In het uitleensysteem dienen beide records aan elkaar gekoppeld te worden.
 

Oud werk opnieuw uitgegeven

Twee boeken, die al eerder zijn verschenen en waaraan niets veranderd is, worden uitgegeven en in de handel aangeboden, onder een set ISBN op de sticker op het verpakkingsmateriaal (plastic folie), soms met een sticker waarop een overkoepelende titel is toegevoegd. De uitgever doet in andere gevallen meer moeite door dergelijke publicaties aan te bieden in een foedraal (cassette, doos) met mogelijk een eigen titel.

In dergelijke gevallen is er sprake van een andere verschijningsvorm; het gaat om een andere verkoopeenheid, dus om een andere manifestatie. Op algemeen niveau dient de publicatie te worden beschreven zoals die in de handel wordt aangeboden. Binnen RDA is immers de manifestatie het uitgangspunt voor de beschrijving.

Hieronder schetsen we enkele mogelijke wijzen waarop de publicatie kan worden beschreven.

Voorbeeld 1

0500 Aax
4000 «overkoepelende titel, indien aanwezig»
4060 2 banden
4205 Bevat: «titel1» / «auteur1» ; «titel2» / «auteur2»

 

Voorbeeld 2

0500 Aax
4000 «titel1» / «auteur1»_$_«titel2» / «auteur2»
4060 2 banden

 

Voorbeeld 3

0500 Aax
4000 «titel1» / «auteur1»
4060 2 banden
4205 Bevat tevens: «titel2» / «auteur2»

 

Het record wordt dus niet als een meerdelige publicatie beschreven!