Gebruik van transliteratiecoderingen
Gebruik van transliteratiecoderingen
De hierna volgende richtlijnen hebben betrekking op het translittereren van die schriftstelsels, waarvoor Pica translitteratietabellen beschikbaar zijn.
Momenteel zijn dat:
- Arabisch
- Cyrillisch (Russisch, Bulgaars, Wit-Russisch, Oekraiens, Servisch, Macedoons)
- Grieks (Nieuwgrieks, Oudgrieks)
- Hebreeuws
- Jiddisch
- Koptisch
- Osmaans-Turks
- Syrisch (Estrangelo, Serto en Nestoriaans)
De translitteratietabellen voor Arabisch en Hebreeuws zijn aangepast voor wat betreft het alif/alefteken. In plaats van de gehanteerde apostrof (octaal 47) wordt nu het alif-teken (octaal 256) gebruikt.
I. Algemene Richtlijnen
Invoer
Het invullen van positie 6 van kmc 0500 is, bij invoer van getranslittereerde tekst, verplicht. Voor de in te vullen codes zie PAR 103.
De getranslittereerde tekst wordt ingeleid en afgesloten door stuurcodes:
start translitteratie: |
flêche, octaaf 307, G toets |
einde translitteratie: |
reactie, octaaf 316, N toets |
De tekens staan in de Pica characterset en kunnen via het diacrietenvenster en de toetscombinatie Ctrl+D (in DOS-IBW: Alt+M), dan wel door gebruik van de muis, op het scherm worden opgeroepen.
Restricties
Bij gebruik van flêche en reactieteken is het invullen van positie 6 van kmc 0500 verplicht. Dit wordt niet door het systeem gecontroleerd.
De tekens kunnen in alle kenmerkcodes worden gebruikt, maar toepassing is echter alleen zinvol in kenmerkcodes van Groep III (de ISBD-velden) en Groep IV (ingangen, zie ook onder). Gebruik is ook toegestaan in lokale en exemplaargebonden velden.
De tekens mogen worden gebruikt binnen een kenmerkcode om bijvoorbeeld een woord of een aantal woorden getranslittereerd in te voeren, of mogen worden gebruikt voor complete kenmerkcodes, echter niet over kenmerkcode-grenzen heen. Dit betekent, dat indien meerdere kenmerkcodes volledig getranslittereerd worden ingevoerd, ELKE kenmerkcode moet worden voorzien van een flêche (begin) en een reactie (eind).
Per beschrijving kan slechts één translitteratienorm worden gebruikt met de mogelijkheid voor retranslitteratie. Als translitteratienorm wordt de norm gekozen die overeenkomt met de hoofdtitel of van het eerste te translittereren gedeelte binnen het ISBD-blok.
De flêche moet worden geplaatst NA het @-teken.
II. Specifieke Richtlijnen
Ingangen
Naast de hierboven beschreven algemene invoertechniek zijn voor ingangen ( Groep IV van de Richtlijnen) de volgende punten van belang:
TITELS
De stuurtekens kunnen worden gebruikt voor de hele kenmerkcode (bijvoorbeeld kmc 3220 waarin de hoofdtitel getranslittereerd wordt ingevoerd), of voor woorden binnen een kenmerkcode. Wel dient opgemerkt te worden dat de stuurcodes in principe alleen moeten worden gebruikt bij het eigenlijke titeldeel en niet bij aanvullende onderdelen (bijvoorbeeld de taalcode in kmc 321X).
Gebruik geen aparte 326X-kmc voor de titelvariant resulterend uit een afwijkende translitteratie (bijvoorbeeld Van Wijk, ISO).
NAMEN
Aangezien de situatie waarin het is gewenst losse woorden te translittereren zich niet zal voordoen bij naamsingangen, kan het gebruik van stuurtekens bij naamsingangen (al dan niet gethesaureerd) achterwege blijven.
Voor gethesaureerde naamsvormen kan het wenselijk zijn om, net als voor de beschrijvende gegevens, de gebruikte translitteratie vast te leggen. Veld 900 van het thesaurusrecord kan gebruikt worden om in tekstvorm aan te geven welke translitteratie werd gehanteerd.
Voorbeeld: 900 a
Dit betekent dat het betreffende record is getranslittereerd volgens de Griekse tabel.
ZOEKSLEUTELS
De gekozen stuurtekens voor start- en einde-translitteratie hebben geen invloed op de zoeksleutel (de tekens worden bij zoeksleutelopbouw genegeerd). Het zoeken van een getranslittereerde titel verloopt dan ook tamelijk normaal:
translittereer de titel volgens de Pica-tabellen |
bouw uit de getranslittereerde vorm een zoeksleutel op |
start de zoekactie |
Voor de auteursleutel geldt dezelfde strategie.
Indien het vermoeden bestaat dat een gezochte beschrijving kan zijn aangeleverd als LC-titel, is het van belang rekening te houden met de iets afwijkende LC-translitteratie, resulterend in een mogelijk afwijkende zoeksleutel.
Het zal duidelijk zijn dat het zoeken op titel bij getranslittereerde titels niet waterdicht kan worden genoemd. Als algemene richtlijn geldt dan ook:
Het in de database opzoeken van titels, gesteld in een niet-Romeins schriftstelsel, dient zeer zorgvuldig te gebeuren.
Zoek eerst via numerieke sleutels (ISBN, LC-nummer) en daarna ook via de auteursleutel en auteur/titelsleutel.
V-STATUS
Zoals vermeld in PAR 103 wordt de v-status alleen toegekend indien - naast andere eisen - is voldaan aan de eis dat getranslittereerd wordt volgens de Pica-tabellen. Indien dit niet het geval is of indien onzekerheid bestaat over de te gebruiken translitteratie, wordt geen v-status toegekend.
RETROTITELS
Bij retro-invoer van getranslitteerde titels kan zich de mogelijkheid voordoen dat deze retrotitels in het verleden met behulp van een ander systeem van de huidige Pica-tabellen zijn getranslittereerd. Omdat het vaak niet mogelijk zal zijn deze titels "eerst terug te vertalen" naar het oorspronkelijke schriftstelsel, en vervolgens de juiste translitteratieregels toe te passen, wordt met name voor deze categorie aanbevolen extra ruim te zoeken. Denk daarbij aan de mogelijkheid een zoekterm te trunceren of bijvoorbeeld de auteursindex te scannen.